• Menu

0 recente resultaten

Blog of Things: Drie lessen over het internet der dingen

In de afgelopen weken hebben we ons verdiept in het fenomeen ‘Internet of Things’. In deze afsluitende blog bespreken we de drie belangrijkste observaties.

Een nieuw buzzwoord heeft zijn intrede gedaan: Het Internet of Things (IoT), oftewel het Internet der Dingen. Doordat steeds meer fysieke producten (‘dingen’) op het internet worden aangesloten zou de kwaliteit van ons leven worden verbeterd. Maar wat gebeurt er met onze privacy en veiligheid als onbekenden toegang kunnen krijgen tot onze meest basale apparaten? Dit artikel maakt onderdeel uit van een serie over het Internet of Things waarin ik in de belangrijkste uitdagingen voor onze digitale burgerrechten in kaart breng.

1. De discussie rondom het Internet of Things is nog niet volwassen 
Het Internet of Things bestond al voordat Tim Berners-Lee met de uitvinding van het World Wide Web in 1989 het internet introduceerde aan het brede publiek. Al in 1982 maakte een Coca Cola-automaat in een Amerikaanse universiteit verbinding met het internet om de bevoorrading te regelen. Hoewel het Internet of Things volgend jaar haar 35ste verjaardag viert is de discussie rondom het fenomeen nog lang niet volwassen.

Er is nog veel onduidelijk over de impact van het Internet of Things op onze samenleving. Veel zal afhangen of we tegen 2020 inderdaad 50 connected apparaten in huis hebben gehaald en of deze huizen worden gebouwd in futuristische smart cities. De discussie rondom de potentie van het IoT wordt gedomineerd door consultants die ons gouden IoT-bergen beloven en sceptici die klaar zijn met de hype. De toekomst van het IoT valt of staat echter bij de mate waarin consumenten en beleidsmakers de technologie omarmen.

Ondanks de vele vraagtekens lijkt die laatste groep in ieder geval te anticiperen op de opkomst van het Internet of Things. Zo is het ministerie van Economische Zaken voornemens om het Nederlandse frequentiebeleid te herzien en de ruimte voor kritieke toepassingen (zoals communicatie in het openbaar vervoer en medische communicatie) op het spectrum te verbreden. Dat heeft gevolgen voor onze netneutraliteit, dat al langer in het geding is door onduidelijkheid die de Europese wetgeving laat bestaan omtrent het verlenen van voorrang voor ‘gespecialiseerde diensten’.

Opvallend is verder dat er in de discussie over de mogelijkheden en gevaren van het Internet of Things telkens dezelfde argumenten worden genoemd, ongeacht de toepassing van het concept. De voordelen die genoemd worden zijn vooral economisch van aard (denk aan tools die onze productiviteit verbeteren) of vallen onder de categorie gedragsverbetering (zie bijvoorbeeld smart watches die een gezonder leven stimuleren). Omdat het IoT niet zonder data kan is ook privacy een terugkerend thema. Daarnaast constateren sceptici dat problemen met connectiviteit die in de digitale wereld worden ervaren, bij vrijwel elke IoT-toepassing leiden tot grote problemen in de fysieke wereld. Tot slot wordt er getwijfeld aan het nut van een groot aantal IoT-apparaten. Als de term ‘Internet of Things’ veelomvattend lijkt te zijn, dan is de discussie dat dus zeker (nog) niet.

2. Als de mogelijkheden van het Internet of Things volledig worden benut, is een fundamentele herziening van onze wet- en regelgeving noodzakelijk
Mocht het Internet of Things de hype overleven, dan zal haar impact niet beperkt blijven tot de terugkerende thema’s die ik zojuist heb genoemd. Zelfrijdende auto’s zorgen bijvoorbeeld voor zeer interessante juridische vraagstukken, want wie kan er aansprakelijk worden gesteld bij een auto-ongeluk tussen twee smart cars? Je zou zeggen dat de ontwikkelaar van het besturingssysteem aansprakelijk kan worden gesteld en niet de inzittenden. Maar wat als de auto een wild hert ontwijkt en hiermee stuit op een tegenligger? Een volkomen rationele overweging waar Google niet veel aan kan doen. Vergt dit geen aanpassing in de wet zodat robots net als bedrijven rechtspersonen kunnen zijn?

Ook de impact van de smartindustrie gaat verder dan de gebruikelijke voorspellingen over economische groei. Vorig jaar schreef het Financieel Dagblad bijvoorbeeld een interessant artikel over de verandering die het IoT teweegbrengt in de relatie tussen consument en producent. Voorspeld wordt dat eigendom verdwijnt en dat producenten door updates en metingen een leven lang betrokken blijven bij de smartspullen die je in bruikleen hebt. Wellicht werkt deze ontwikkeling verspilling tegen, maar wat  zijn de gevolgen voor onze positie als consument als we voor elk product langlopende onderhoudscontracten moeten afsluiten?

Of het nu gaat om de herziening van de netneutraliteit, de privatisering van de openbare ruimte of om de komst van spam in het verkeer; er is de komende tijd waarschijnlijk genoeg werk aan de winkel voor onze wetgevers. Het is onmogelijk om alle externaliteiten van het Internet of Things in te kunnen schatten voordat de tijd ons heeft ingehaald.

3. De komende jaren zijn cruciaal voor de vrijheid op het Internet of Things
Reeds in 2008 constateerde Jonathan Zittrain in zijn boek ‘The Future of the Internet and How to Stop it’ dat het internet met de komst van app stores zich ontwikkelt van generative platforms naar locked appliances. De voordelen van app stores zijn evident: voor veel mensen bieden ze een overzichtelijk en gebruiksvriendelijk platform waarop het meest noodzakelijke internetverkeer kan worden gedistribueerd. Tegelijkertijd vindt er een kristallisatie plaats van de macht van platformbeheerders als Google, Apple en Microsoft. Zij bepalen de eindtermen van het internetverkeer en beperken daarmee de internetvrijheid van haar gebruikers.

Het Internet of Things doorloopt eenzelfde ontwikkeling. Vandaag de dag draaien veel smartspullen op hun eigen infrastructuur. Dat maakt het IoT-landschap erg onoverzichtelijk en zorgt voor allerlei compatibiliteits- en veiligheidsproblemen. Maar dat gaat mogelijk binnen afzienbare tijd veranderen. Op dit moment woedt namelijk een heuse platformoorlog waarvan de uitkomst mogelijk gaat bepalen op welk besturingssysteem het IoT gaat draaien. Google’s Brillo en Weave, Apple’s Homekit en Alljoyn van een electronica consortium zijn verwikkeld in een strijd om de IoT-gebruiker. Positief wellicht voor het gebruiksgemak van veel IoT-apparaten, maar wederom een nieuwe stap in de richting van het gesloten internet.

Er is echter een oplossing waarbij toegankelijkheid én vrijheid op het Internet of Things gewaarborgd blijft. Met behulp van open API’s (Application Programming Interfaces) kan communicatie tussen smartspullen namelijk gestandaardiseerd worden zonder dat alle apparaten op één besturingssysteem draaien. Een API is een technische koppeling voor gestandaardiseerde dataverwerking waarbij je meer controle hebt over welke data je uitwisselt, met wie en hoe. Hiervoor zijn wel afspraken met leveranciers van de API’s nodig.

Tot slot

Geleidelijk aan wordt het internet steeds fysieker. Daarmee beginnen digitale burgerrechten steeds meer vervlochten te raken met ‘normale’ burgerrechten. Dat draagt ongetwijfeld bij aan het bewustwording van de risico’s die digitalisering met zich meebrengt, en het versterkt onze zaak voor een vrij internet waar privé communicatie privé blijft. Wie straks als wandelende sensor over straat loopt denkt waarschijnlijk zelfs met gesloten ogen een goed beeld van zijn omgeving te krijgen. Echte smart citizens houden echter hun ogen open voor de onvoorspelbaarheid van de digitale wereld waarin we leven.

Help mee en support ons

Door mijn bijdrage ondersteun ik Bits of Freedom, dat kan maandelijks of eenmalig.

Ik geef graag per maand

Ik geef graag een eenmalig bedrag